Schedeltrauma

Men spreekt over een ernstig hoofdtrauma wanneer een patiënt een initiële Glasgowcoma score (GCS) heeft van 8/15. De Glasgow coma score is een universele omschrijving van de bewustzijnsgraad van een patiënt en laat geen misverstanden toe zoals dat het geval kan zijn bij termen zoals “stuporeus, lethargisch of comateus”…

Bij een hersentrauma is er steeds een primair neurotrauma (bloeding, kneuzing, difuus axonal injury) en een secundair neurotrauma (hyperglyceme, epilepsie, hypocapnie, etc…). Het “ neuro-intensief” beleid dient het primaire trauma zo goed mogelijk op te vangen en vermijden dat er een secundair hersenletsel kan optreden.

Monitoring van de neurotraumapatiënt is primordiaal op de Intensive Care afdeling. Naast de klassieke parameters zoals arteriële druk, centraal veneuze druk, saturatie, urinedebiet, pupilgrootte en GCS dienen de intracraniële druk (ICP) en vooral de CPP nauwkeurig gevolgd te worden. We kunnen niet over neurotrauma spreken zonder de intracraniële drukmeting te vermelden. Hierbij wordt door middel van een catheter die in de frontale hoorn van het ventrikelsysteem wordt geplaatst, de intracraniële druk (ICP) gemeten. De ICP is ademhalings-en arteriële bloeddruk (AP) gebonden. Niet de ICP als dusdanig van belang maar vooral de centrale perfusie druk. De centrale perfusiedruk (CPP= AP-ICP) is centraal bij het monitoren van de neurotrauma patiënt.

Epidurale hematomen (EDH) zijn meestal gelocaliseerd in de temporale regio en zijn vaak het gevolg van het uitscheuren van de arteria meningea media die daar over het bot loopt. Een veneus epiduraal hematoom komt echter ook voor als gevolg van een schedelfractuur of door een veneus letsel. Typisch voor een EDH is het “lucied interval”: een periode na het trauma waarin de patiënt initieel goed bewust en aanspreekbaar is maar nadien plots acuut deterioreert. Niet alle EDH dienen heelkundig behandeld te worden.

Subdurale hematomen (SDH) worden gezien in 30 % van alle patiënten met een ernstig hoofdtrauma en zijn het gevolg van een contusie met laceratie, een gescheurde “bridging vein”. De prognose bij SDH is slechter dan bij EDH, deels door de aanwezigheid van hersencontusies en subarachnoidale bloedingen. Tijd is een belangrijke factor bij SDH en snel chirurgisch ingrijpen kan de prognose sterk beïnvloeden.

Contusie en intracerebrale hematomen (ICH). Contusies of kneuzingen vinden we meestal terug in de frontale en temporale kwabben en kunnen het resultaat zijn van een “contrecoup” letsel. Contusies zijn een belangrijke en zeer verraderlijke entiteit. Heel vaak kan een “onschuldige” contusie in de eerste 24 tot 72 h post-trauma veranderen in een ICH met belangrijk massa-effect en dito midline-shift. Deze patiënt dienen steeds geobserveerd te worden op een IC-afdeling met planning van CT hersenen na 24 en 48 h of bij deterioratie.

Schedelfracturen dienen in de regel niet heelkundig behandeld te worden. Dit wanneer het gaat om gesloten, rechtlijnige, niet-ingedeukte fracturen. Open fracturen en indeukingsfracturen (= fracturen waarbij de schedel naar binnen ingedeukt is) dienen chirurgisch geëxploreerd en hersteld te worden.

Verder bestaan er verschillende vormen van penetrerende neurotrauma’s (schot- en steekwonden, andere voorwerpen).

Preventie van een hersentrauma is en blijft uiteraard de gouden standaard.